Door Minouche Besters – Mijn doelstelling 4 jaar geleden, toen we deze reis begonnen, was een beweging te creëren richting een overheid die onderling meer samenwerkt, samen afstemt en samen creëert. Tussen gemeenten, weg van de concurrentie en het ‘not invented here’ syndroom. Tussen gemeenten en rijk, tussen overheden en al die andere spelers die zich hard maken voor de maatschappij en daar initiatief in nemen en er nieuwe oplossingen voor verzinnen. In een wereld met steeds minder overheidsgeld en steeds grotere stedelijke vraagstukken moeten we het samen doen.
10 jaar Stedenlink
Tien jaar pionieren in Stedenlink met glasvezelnetwerken en breedbanddiensten had laten zien dat er veel goede ideeën waren, maar dat deze ideeën niet automatisch door anderen werden begrepen of overgenomen. Technologie was iets van de automatiseringsdienst, niet iets waar je als bestuurder mee kan scoren. Of waarvan andere beleidsterreinen zoals zorg of onderwijs erkenden dat het waarde voor hen had.
Met mijn ervaring over sociale innovaties uit mijn tijd bij Kennisland en mijn groeiende kennis over multistakeholder aanpakken zag ik een geweldige kans om de vraag die er na 10 jaar Stedenlink lag inhoud te geven. Na 10 jaar Stedenlink kon je namelijk 2 conclusies trekken: de Stedenlink steden waren succesvol geweest in het creëren van glasvezel toegang in hun steden. Er lagen publieke netwerken waar bibliotheken, scholen, zorginstellingen en de gemeentelijke organisaties gebruik van konden maken. Er waren businessmodellen voor uitrol ontwikkeld en er was een goede lobby op gang op nationaal en Europees niveau.
Van Breedband naar Diensten
Waar Stedenlink niet goed in was geslaagd, was de dienstenmissie. De glasvezelnetwerken hadden vooral een publieke noodzaak omdat ze allerlei slimme sociale diensten mogelijk maakten. Er waren tal van nieuwe mogelijkheden ontstaan om betere dienstverlening en meer maatwerk tegen lagere kosten te bieden. Denk aan de voorbeelden uit ons eerste DSA-filmpje De sociale kracht van glasvezel, waarin een leraar op een basisschool laat zien hoe hij, nu zijn leerlingen op tablets werken, nauwkeurig zicht heeft op het rendement van zijn werk. Hij kan zien wie iets niet begrijpt, direct feedback geven en een persoonlijk leerplan geven. De achterstand waarmee zijn leerlingen in groep 1 op school kwamen is in groep 8 weggewerkt.
Of de winkeliers in Rotterdam die niet meer overvallen worden nu de meldkamer van de politie live en met haarscherp beeld meekijkt in de winkel zodra de overvalknop wordt ingedrukt. De pakkans werd zo groot dat overvallers afzien van een poging. En dat allemaal door een relatief simpel gegeven van een hoogwaardige beeld en-geluidverbinding.
Technologie: onbekend maakt onbemind
Toch slaagden de Stedenlink steden er niet in collega’s in andere steden, bestuurlijk en ambtelijk, enthousiast te krijgen om deze geweldige mogelijkheden ook in hun eigen steden te implementeren. Het leken schoten voor open doel en toch werden ze niet ingetrapt. Onbekend en onbemind. Maar dat niet alleen. Technologie wordt (nog steeds) door veel mensen eng gevonden, ingewikkeld, onpersoonlijk, of technocratisch. Het was dus belangrijk het verhaal van de kracht en kansen van sociale technologie anders te gaan vertellen. Vanuit de diensten en de opbrengsten voor de maatschappij, vanuit de opgaven die in onze steden speelden.
Innoveren in publiek domein
Er speelde ook iets anders. Het niet overnemen van goede voorbeelden uit andere steden, het steeds weer zelf nieuwe projecten starten zonder te kijken wat er al beschikbaar is bij andere steden waren symptomen van een dieper probleem. Gemeenten zijn niet georganiseerd voor samenwerking. Wethouders worden niet geprezen voor een succesvolle implementatie van iets dat in een andere stad is ontwikkeld. Politiek vraagt om individueel scoren. Daarbij betekent innoveren ook: een kans op mislukking. Sterker nog, mislukken, aanpassen, van koers wijzigen is een voorwaarde voor innovatie. Innoveren werkt het beste in een omgeving waarin iedereen open deelt, schaamteloos jat, kruisbestuift en doorontwikkelt op elkaars oplossingen. Een werkwijze die haaks staat op de manier van werken in de politieke werkelijkheid van de gemeente. Iets starten waarvan het eindproduct onzeker is, waarvan we niet precies weten wat de oplossing gaat zijn? Waarbij we nog geen zicht hebben op het eindresultaat. Dat we starten met het uitdiepen van het probleem en van daaruit verder stappen gaan zetten. Hoe logisch dat ook klinkt. En, dat we daarbij accepteren dat het mislukt, of beter gezegd, dat we erachter komen dat we iets heel anders moeten doen dan vooraf ingeschat omdat we ontdekten dat de vraag toch een andere was. Dat geeft een vaagheid waar onze overheidssystemen niet mee om kunnen gaan.
Complexiteit vraagt om een andere aanpak
Tegelijk is dat precies wat er nodig is als je een toekomst aan het vormgeven bent waarin nog zoveel onduidelijk is. De stand van de technologie verandert razendsnel, als je ingespeeld bent op het een, is er al weer iets anders op de markt. Onze samenleving verandert in een even rap tempo, van rollen, verantwoordelijkheden, samenstelling. Te vaak zeggen we dat we weten wat het probleem is en dat we de oplossing kennen, terwijl we niet het kleinste begrip hebben van de echte vraag, van de achterliggende problemen en de verschillende contexten. We schuren langs de oppervlakte, geen weet of interesse van de diepte eronder. We bekijken het probleem vanuit onze eigen kennis en positie en vergeten daarbij dat er meerdere perspectieven, andere kennis en interpretaties mogelijk zijn. Ons poldermodel doet vermoeden dat we al die verschillende perspectieven graag meenemen, waar het in realiteit eerder een schimmenspel van bestaande belangen is. Een rituele dans vanuit onze systemen.
We gaan het anders doen
Vier jaar geleden maakten we met een klein clubje binnen Stedenlink deze analyse. Als we na tien jaar Stedenlink een serieuze stap richting bredere acceptatie van de kansen van sociale technologie voor de steden willen maken dan moesten we met de imperfecties in ons systeem aan de slag. We waren op zoek naar een werkwijze die zou leiden tot:
- echte samenwerking tussen steden
- echte open innovatie door open te delen en over te nemen
- echte oplossingen door van binnen uit en onderop met partijen uit de samenleving samen te werken
Daarbij hanteerden we niet de bekende Triple Helix, maar de zes O’s:
- Onderzoek – wat werkt er, hoe werkt het?
- Onderwijs – de digitale transitie vraagt andere inhoud in de opleidingen
- Overheid – agendeert opgaven, speelt een rol vanuit wetgeving, aanjager, bewaker
- Ondernemers – actief in publiek domein, nieuwe oplossingen, reële business cases
- Onze burgers – overal is burgerinitiatief, op aansluiten en niet zelf starten
- Out of the box denkers – stimulerend, op scherp zettend, andere invalshoeken
De basis voor het samen optrekken in vernieuwing was de energie. Niet of het je opdracht was, bij je functieprofiel paste, maar werken vanuit je eigen verlangen om tot nieuwe oplossingen te komen. Niet iedereen hoefde dus mee te doen of aan tafel te zitten. Snap je het niet, ben je er nog niet aan toe, zie je het niet zitten: prima. Maar dan zit je ook niet als remmende factor aan tafel. We waren op zoek naar het inmiddels bekende begrip de ‘coalitions of the willing’, mensen die samen vanuit verschillende invalshoeken onderzoeken wat de echte vragen zijn die tussen hen in liggen en van daaruit gaan prototypen aan mogelijke oplossingen.
De ideeën treffen vruchtbare bodem
In Stedenlink voorzitter Marijke van Hees vonden we een ware medestander. Haar jarenlange ervaring met innoveren in de zorgsector maakte dat ze precies begreep wat er nodig was om stappen te zetten. We hadden de wind ook op andere manieren mee. Neelie Kroes had net haar Europese Digitale Agenda gelanceerd. En ook bij Nederlandse ministerie ontstond er een interessante situatie. Het ministerie van EZ werkte aan een Digitale Agenda voor Nederland. Dit bood kansen om een stedelijke innovatie agenda te verankeren rijksbeleid, voor betere samenwerking tussen rijk en steden. Ook Platform 31, en de G32 haakten aan. We gingen werken aan een programma, of eerder beweging, die op stedelijk niveau de kansen van technologie voor de maatschappelijke vraagstukken zou gaan ontdekken en aanjagen. Een beweging zonder echte eigenaar, tussen alle partijen in, aangezwengeld door een groep bevlogen mensen.
Innoveren is een werkwoord
Een prachtige ambitie waar ik met Holger, de verschillende projectteams, de trekkers in de steden, de programmamedewerkers en vele andere mensen die zich vader, moeder, oom en tante van de beweging gingen voelen vier jaar aan heb gewerkt. Natuurlijk liep weinig precies hoe we het bedacht hadden. We waren aan het innoveren in een razend moeilijk domein, de overheid. En dan ook niet binnen één gemeente, maar binnen het gehele systeem. Als een soort vrolijke, zeer vasthoudende, luis in de pels. Als er ooit een fase in mijn leven is geweest waarin ik ervoer dat innoveren een werkwoord is, dan was het de afgelopen vier jaar. Het is keihard werken, en bij tijden ongelooflijk frustrerend. Laveren op een zeer woeste zee met veel zijwinden en onderstromingen. De kunst is een brede koers te varen en te pogen daarbinnen te blijven, waarbij je ieder baken aangrijpt om een stukje verder te komen en blij bent met iedere kleine stap die bereikt wordt. In veel gevallen voor de buitenwereld onzichtbare stappen, maar verschrikkelijk nodig voor het proces.
Blijvend vernieuwend
Inmiddels staan we bekend als een innovatieve speler, die met allerlei nieuwe werkwijzen erin slaagt vernieuwing te brengen en beweging op gang te krijgen. Ik ben er trots op dat we binnen DSA steeds op zoek waren naar de beste manier om vooruit te komen, en daarbij regelmatig alles in twijfel trokken en het roer omgooiden. Zo hebben we door de jaren heen verschillende vormen gekend, kapiteins aan boord gehad en geprobeerd te leren van onze ervaringen. Nu gaat de DSA weer zo’n nieuwe fase in. Het belang van de DSA wordt door partijen klein en groot onderkend. Het netwerk erom heen groeit en van daaruit wordt het DSA-avontuur vervolgd richting weer een nieuwe vorm en samenstelling. De beweging is er en daar gaat het om. Tijd voor mij om weer verder te gaan, maar onderdeel van de ‘coalition of the willing’ blijf ik natuurlijk…
Iedereen heeft een DSA-verhaal. Dit is de mijne. Het was een prachtige ervaring. Dank allen dat we dit avontuur samen zijn aangegaan!
groet, Minouche
Minouche Besters is partner geworden bij Stipo, team voor stedelijke ontwikkeling. Ze wordt daar verantwoordelijk voor de thema’s stedelijke, sociale en technologische innovatie en de publieke ontwikkelaarschap. Contact: minouche.besters@stipo.nl Meer informatie: www.stipo.nl
Je kunt niet meer reageren.