In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt hoogleraar Arnold Smeulders (directeur COMMIT) zes vragen aan Yvonne Zonderop (journalist en bestuurder). Arnold is onder andere benieuwd naar de inzichten van Yvonne omtrent de digitale maatschappij, de gevolgen ervan op sociale structuren en de bijbehorende privacy-kwesties.
1. Wil je jezelf even voorstellen?
Ik ben Yvonne Zonderop. Zelfstandig journalist, bestuurder en gespreksleider. Ik houd ondermeer toezicht op de NOS en FD mediagroep en schrijf voor de Groene Amsterdammer. Ik heb verhalen geschreven over de digitale opmars en de weerslag ervan op de samenleving. Daarnaast interviewde ik interessante denkers over wat de digitale revolutie met zich meebrengt aan sociale, maatschappelijke, economische en politieke veranderingen.
2. Moet iedereen alles weten wat programma’s doen in hun mobieltje?
Ik vind dat iedereen moet kúnnen weten wat er verzameld wordt. Dat is iets anders of iedereen alles paraat hoeft te hebben. Verzamelde gegevens dragen bij aan jouw profiel, waar anderen op reageren. De programma’s in je mobieltje creëren een identiteitsprofiel, het is belangrijk je daarvan bewust te zijn. Zo’n profiel kan jou beperken of definiëren, partijen kunnen erop inspelen, zonder dat je het doorhebt. Mensen weten heus dat er data worden verzameld. Dat vinden ze niet per se erg, ze beschouwen het niet per se een inbreuk op de privacy. Data zijn ook handig, we doen er allemaal ons voordeel mee, bijvoorbeeld welke weg je het beste kunt kiezen. Maar het gaat om de vraag hoe gegevens worden gekoppeld en vertaald tot een beeld. Daar moeten we wel alert op zijn. Ik verwacht de komende jaren nog een stevige discussie over het nut en de waarde van data, ook rondom de nieuwe Europese Privacywet die eraan komt.
3. Brengt de digitale wereld een andere sociale structuur met zich mee?
Ja, dat denk ik wel. In de jaren 90 voorspelde de Spaanse socioloog Manuel Castells de opkomst van de netwerksamenleving. Deze voorspelling is ook uitgekomen. De digitale revolutie waar we ons nu in bevinden stelt ons in staat met soortgenoten te communiceren. Dat heeft goede kanten, maar ook gevaarlijke. Mensen die in een zwakkere positie zitten, bijvoorbeeld patiënten, kunnen elkaar dankzij de digitale wegen opzoeken. Ze kunnen met elkaar in gesprek en elkaar steunen, hetgeen ze samen sterker maakt. Maar het kan er ook toe leiden dat mensen bepaalde groepen of individuen uitsluiten. Het kan groepsvorming van dezelfde soort mensen versterken en daarmee ook het groepsdenken. Dat is iets om bij stil te staan. Er is ook zoiets als “The Filter Bubble”. Het internet en media- aanbieders personaliseren het aanbod van nieuws. Dat lijkt handig en tijdsbesparend. Maar als je niet uitkijkt, wordt jouw wereld hier kleiner door, je wereld en je visie worden beperkt.
Je zou zeggen dat je in de digitale wereld en met sociale media gemakkelijker in contact komt met ander soort mensen. Dat is in beginsel wel waar. In de praktijk zie je echter dat sociale media gebruikt worden voor het versterken van de band van de mensen met wie je toch al contact hebt. Je ziet dat Twitter en Facebook de groepsvorming bevorderen. Er is veel polarisatie gekomen.
4. Welke data zou jijzelf nou willen weten van een geheel digitale stad?
Wanneer en waar de stoplichten op rood springen en wat dan de snelste route is om te fietsen lijkt mij wel handig om te weten. Alleen het lastige is, als iedereen dit weet, dan werkt het ook niet meer. Je moet daarom ook niet teveel verwachten van data. Ik heb nu al het idee dat we een te groot geloof hechten aan data, je moet niet denken dat het alle problemen oplost. We moeten waken dat we data niet verabsoluteren. Wat we meten, beschouwen we als de werkelijkheid, terwijl we ons moeten realiseren dat data nooit waardevrij zijn, en erbij stil moeten staan dat niet alles meetbaar, of even goed meetbaar is. Data kan nooit het hele verhaal vertellen, het is een hulpmiddel. We moeten allen leren met data om te gaan en te relativeren.
5. Welke waarden hebben groeikansen en welke hebben bescherming nodig in de stad?
Fysieke ontmoetingsplekken en de menselijke benadering hebben groeikansen. Naarmate de digitalisering de overhand krijgt, zien we een opleving van het tegendeel: het fysieke en het menselijke. Juist omdat we zoveel digitaal kunnen doen, willen we elkaar opzoeken en hebben we behoefte aan ontmoetingen. Steden moeten rekening houden met wat fysiek nodig is en waar behoefte naar is. Ze moeten aandacht besteden aan de menselijke maat.
Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat de machine niet ons leven gaat runnen en dat we systemen en data als werkelijkheid gaan zien. Menselijke waarden, onvolkomenheden, emotionaliteit en twijfels komen dan in het gedrang. De machine moet er voor ons zijn en niet andersom. Ook de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie is in volle gang. Ik sprak Mireille Hildebrandt (Hoogleraar ICT en Rechtsstaat aan de Radboud Universiteit, [red.]) over de nieuwe functionaliteiten zoals emotieherkenning en datagestuurde emotioneel management. Straks kan het systeem op basis van onze emotionele gesteldheid bepalen wanneer ons bepaalde informatie wel of niet wordt toegediend. Dit zijn ontwikkelingen waar nu onvoldoende bij wordt stilgestaan. Niet alleen dat er data wordt verzameld, maar ook over wat systemen daarmee kunnen doen, en hoe wenselijk dat is.
6. Wie wil jij vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?
Aan Josien Pieterse, directeur van Netwerk Democratie. Ik vind Josien een hele interessante denker en doener voor de vernieuwende democratie. We zien dat door de digitale revolutie het politieke systeem onder druk staat. Eenmaal per vier jaar stemmen werkt niet meer. We willen meepraten, meedenken en daar zijn ook de digitale mogelijkheden voor. Josien denkt hier goed over na, over de manieren waarop iedereen aan bod kan komen en niet altijd dezelfde mensen met de grootste mond. Over hoe je daadwerkelijk de democratie in deze digitale tijd zo goed mogelijk kunt laten functioneren. Josien staat hier op het voorfront
Je kunt niet meer reageren.