In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt Jeroen Bartelse (directeur Raad voor Cultuur) 5 vragen aan Ron Minnée, directeur Hoger Onderwijs en Studiefinanciering bij het ministerie van OCW. Jeroen is onder andere benieuwd naar de inzichten van Ron omtrent de stormachtige ontwikkeling van de Massive Online Open Courses (MOOCS) en het effect hiervan op het hoger onderwijs.
1. Wil je jezelf even voorstellen?
Ik ben Ron Minnée, directeur Hoger Onderwijs en Studiefinanciering bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Dit ben ik nu zeven jaar. Daarvoor was ik onder andere directeur Primair Onderwijs bij OCW. Dit was in de tijd dat digiborden in het basisonderwijs hun intrede deden. Dat was toentertijd een doorbraak. Van een krijtbord naar digitaal aantekeningen maken en deze direct opslaan, dat heeft echt impact gehad op het onderwijs.
2. De ontwikkeling van open online onderwijs, de zogenaamde MOOCs, is volgens mij stormachtig. Hoe zie jij de toekomst daarvan?
De Massive Open Online Courses in het hoger onderwijs (MOOC) trekken al enkele jaren sterk de aandacht, maar de ontwikkeling van open en online onderwijs is breder dan MOOCs. Het gaat ook over blended learning, zo wordt er tegenwoordig steeds meer gebruik gemaakt van digitale hoorcolleges en digitaal lesmateriaal. Daarnaast heb je Small Private Online Courses, die zijn gericht op kleinere groepen. MOOCs hebben juist de aandacht getrokken omdat ze wereldwijd grote groepen studenten bereiken.
Ik denk dat er steeds meer vormen van blended learning gaan komen die het traditionele campusonderwijs kunnen aanvullen. Het contact tussen de docent en student, of dat nu virtueel of real life is, blijft cruciaal. Maar online en blended onderwijs, waaronder MOOCs, kan een enorme bijdrage leveren aan de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De beste colleges van de wereld zijn online voor iedereen te volgen. Daarnaast denk ik dat de digitalisering van het onderwijs ervoor zorgt dat we andere doelgroepen beter kunnen bereiken. Denk aan onderwijs aan vluchtelingen of juist aan werkenden. Het is namelijk een manier om flexibeler onderwijs te volgen, dat geeft een impuls aan het leven lang leren.
Tot slot heeft deze ontwikkeling impact op de cultuur in het onderwijs en de manier waarop onderwijs gewaardeerd wordt. Als je een MOOC verzorgt voor 50.000 (internationale) studenten, sta je als docent in de etalage met je onderwijs.
3. Wat is de invloed van dit type aanbod op de universiteiten en hogescholen?
Er zal steeds meer online onderwijs geïntegreerd worden in het bestaande onderwijs. Dit zie je nu al gebeuren. Nederlandse universiteiten en hogescholen zijn daarin voorloper in Europa, en deels ook in de wereld. Zoals de universiteiten van Wageningen, Leiden en Delft die hun MOOCs op een internationaal platform aanbieden.
De integratie van online onderwijs in curricula levert meer mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en flexibilisering in het onderwijs. Het leidt tot een andere manier van onderwijs geven, zoals “flipping the classroom”. Studenten volgen dan thuis het online hoorcollege, tijdens het werkcollege kunnen ze dieper de stof induiken met de docent. Het is dan ook geen efficiëntie operatie, meer eerder een kwaliteitsslag.
De impact die ik op langere termijn voorzie is dat er meer samenwerking ontstaat tussen de instellingen. Zo hoeven ze niet allemaal het wiel zelf uit te vinden als ze aan de slag gaan met online onderwijs. Bovendien vraagt dit om investeringen en ben je gezamenlijk effectiever. Zo stimuleren we het delen en hergebruik van digitale middelen ‘open educational resources’ onder docenten. Waarom zou je allemaal je eigen colleges statistiekonderwijs ontwikkelen als je gebruik kunt maken van het onderwijs van je collega-docenten en dat verder kunt verbeteren? Met de middelen uit de Strategische Agenda voor hoger onderwijs bieden we ruimte voor deze investeringen.
4. Hoe verandert deze ontwikkeling de rol van de overheid in het onderwijs?
Het stelt nieuwe eisen aan de rol van de overheid. De rol van de overheid is de kwaliteit van het onderwijs waarborgen. Dat zal zich ook uitstrekken tot het online onderwijs. We willen ervoor zorgen dat we de belangrijke voorlopersrol die we nu als Nederland hebben, kunnen blijven vervullen. Daarom hebben wij het stimuleringsprogramma Open en Online onderwijs gestart.
Omdat de ontwikkeling van online onderwijs ontzettend snel verandert, is het belangrijk dat we als overheid flexibel zijn en goed in gesprek blijven met de instellingen. Om hen ruimte te bieden om hiermee te experimenteren en zo een van de koplopers in Europa te blijven.
5. Wie wil jij vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?
Een van de assets die wij in het hoger onderwijs en onderzoekslandschap hebben in Nederland is SURF. Ook bekend van SURFnet. Zij faciliteren en adviseren hogescholen en universiteiten over onder meer de digitale infrastructuur, ICT-beleid en beveiligingsvraagstukken in het onderwijs en onderzoek.
We hebben in Nederland al goede digitale omgeving sinds de jaren 70. Dat is een van de redenen waarom we vooroplopen in de ontwikkeling van online onderwijs en dat komt mede door SURF. Ik draag graag het stokje over aan Paul Rullmann, de voorzitter van SURF. Ik ben benieuwd naar zijn inzichten rondom een digitale agenda voor steden en een link die daarin gemaakt kan worden met het hoger onderwijs.
Je kunt niet meer reageren.