Maak kennis met… Paul Rullmann

In deze ‘’ rubriek stelt Ron Minnée, directeur Hoger Onderwijs en Studiefinanciering bij het ministerie van OCW, 5 vragen aan Paul Rullmann, voorzitter van bestuur bij SURF. Nederland kent al een goede digitale omgeving sinds de jaren 70, dat komt mede door SURF. Ron is onder andere benieuwd naar de inzichten van Paul rondom een digitale agenda voor steden en een link die daarin gemaakt kan worden met het hoger onderwijs.

1. Wil je jezelf even voorstellen?

Ik ben Paul Rullmann. Ik heb altijd in het hoger onderwijs gewerkt, als beleidsadviseur en bestuurder in het HBO en de laatste elf jaar als lid van het college van bestuur van de TU Delft. Ik ben nu met pensioen, maar nog wel bestuurlijk actief in het onderwijs, onder andere als voorzitter van SURF.

Even iets meer over SURF. SURF is de ICT-samenwerkingsorganisatie voor onderwijs en onderzoek. Het is een coöperatie van universiteiten, hogescholen, ROC’s, academische medische centra en kennisinstellingen. Het is een innovatieve organisatie, we zijn daar waar de markt nog niet is, we jagen vernieuwing aan. Voor onze leden zorgen we voor een goede digitale infrastructuur, voor supersnelle computermogelijkheden en voor data-opslag. Op basis daarvan ontwikkelen we met hen nieuwe ICT-toepassingen voor onderwijs en onderzoek. Ook houdt SURF zich bezig met veiligheid, privacy en betrouwbaarheid, ook Europees en wereldwijd. Een van de voorbeelden van SURF-innovatie is eduroam. Gebruikers daarvan beschikken daardoor wereldwijd over een beveiligde verbinding. We werken veel samen met andere partijen, ook met het bedrijfsleven, ten dienste van onderwijs en onderzoek.

SURF bestaat uit drie onderdelen:

  • SURFnet, dat is het digitale netwerk
  • SURFsara; de supercomputer die zorgt voor dataopslag, verwerking en gebruik.
  • SURFmarket; dit onderdeel regelt en levert licenties en producten aan de leden.

2. SURF verbindt via haar leden een heel groot aantal Nederlandse steden met elkaar, waar hogescholen en universiteiten gevestigd zijn. Wat mag volgens Paul niet ontbreken in een digitale agenda voor de steden?

SURF is aanjager van de digitale infrastructuur, die is niet alleen belangrijk voor onderwijs en onderzoek, maar voor heel het land. De digitale infrastructuur is niet direct waarneembaar, maar wel zeer belangrijk. Het is de motor die onder de kap draait en belangrijk is voor alles wat met internet te maken heeft: dataverkeer, protocollen, cloudservices etc. Vrijwel alles in een stad draait tegenwoordig op digitale informatie, de welvaart van een stad is er van afhankelijk, of het nu gaat om sociale processen, dienstverlening, verkeersstromen, administratie of handel. Dankzij digitale informatie gaan zaken effectiever, duurzamer, beter en goedkoper. In een motie van Kees Verhoeven van de D66 – die door de Regering is overgenomen – werd het al de derde mainport van Nederland genoemd. Met dit verschil dat deze zich niet zoals de Haven en Schiphol, tot één locatie beperkt, maar zich uitstrekt over het hele land.

Wat daarom niet mag ontbreken in een digitale agenda voor steden, is de erkenning van het belang van een goede digitale infrastructuur. Steden moeten zich realiseren hoe belangrijk een goede digitale infrastructuur is. Ze moeten bevorderen dat deze open, veilig en betrouwbaar is. Behalve dat de infrastructuur goed moet draaien, moet deze ook benut worden. Steden moeten experimenteren en open staan voor vernieuwing, dat helpt de stad vooruit.

3. Waar kan ICT het verschil maken bij stedelijke maatschappelijke vraagstukken?

ICT, de digitale infrastructuur, internet: het is de motor van alles wat we doen, op elk domein. Gezondheidszorg, buurthuizen, energieleveranciers, iedereen gebruikt het. We worden telkens verrast door nieuwe oplossingen en nieuwe toepassingen. Ontwikkelingen als Uber en Airbnb zijn mede dankzij de digitale infrastructuur mogelijk geweest. De digitalisering verandert de klassieke economische processen; schakels worden overgeslagen of ingekort. Dit zie je op elk vlak in dagelijkse processen. Burgers worden digitaal door de overheid bereikt, apotheken houden digitaal hun voorraad bij en je houdt zelf de locatie van je pakketje bij. Alles is met het internet verbonden, en los van the Internet of Humans heb je nu ook steeds meer the Internet of Things, waar apparaten met elkaar verbonden zijn en met elkaar communiceren en naar elkaars informatie handelen.

ICT kan bijdragen aan de oplossing van veel maatschappelijke vraagstukken, je kunt niet tijdig genoeg zijn om ICT mogelijkheden bij vraagstukken te verkennen en op basis daarvan te innoveren. Je ziet nu hoe moeilijk het MKB het heeft, kledingzaken, schoenwinkels, maar ook grootbedrijven als V&D die niet tijdig op digitaal zijn overgegaan, hebben hun markt verloren zien gaan, of neem Zalando die daar juist wel op tijd slim op heeft ingespeeld en nu profijt trekt van de schoenwinkels die ze eerst weggedrukt heeft.

Iedereen zou op elk domein de digitale infrastructuur zo optimaal mogelijk moeten benutten en de opties moeten verkennen. Hier kun je niet tijdig genoeg mee zijn, anderen zijn je anders zo voorbij.

4. Welke rol zie je voor hogescholen en universiteiten in de Digitale Steden Agenda?

Hogescholen en universiteiten zijn kennisfabriekjes. Ze ontwikkelen kennis en schuwen het digitale experiment niet. Ze brengen die kennis ook steeds makkelijker naar buiten, ook naar de stad. Hogescholen en universiteiten staan steeds meer open voor hun omgeving. Vroeger waren het vrij gesloten bolwerken, nu zie je dat hogescholen en universiteiten meer verbinding zoeken met omgeving en de omgeving helpen om iets met die kennis te doen. Op een slimme manier kan de stad baat hebben bij deze kennisinstellingen en samen daarmee projecten oppakken.

Daarnaast leveren hogescholen en universiteiten natuurlijk afgestudeerden af die digiwijs zijn. Het zijn hoog opgeleide mensen die goed kunnen omgaan met digitale middelen. Die heb je hard nodig in de maatschappij van de toekomst en zijn onmisbaar voor de steden.

5. Wie wil jij vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?

Arjan van Timmeren, directeur van het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS). AMS is een initiatief van de gemeente Amsterdam. Betrokken partijen zijn de universiteiten van Wageningen, Delft en het MIT (USA). AMS houdt zich bezig met het onderzoeken en oplossen van de grote stadsproblematiek van de toekomst. Het gaat om een breed scala van onderwerpen, als de stadsstofwisseling, wateroverlast, mobiliteit, energievoorziening etc.

Ik vind het een buitengewoon innovatief initiatief. AMS oriënteert zich nu reeds op wat de toekomst ons aan problemen en uitdagingen geeft. Ik ben onder andere nieuwsgierig naar hoe AMS werkt en wat voor de onderzoekers de grote uitdagingen zijn bij het signaleren en oplossen van stedelijke vraagstukken.

Je kunt niet meer reageren.