In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt Jasper Wesseling, plaatsvervangend Directeur-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie bij het ministerie van EZ, vijf vragen aan Paul Hekkert (hoogleraar Industrieel Ontwerpen TU Delft). Jasper is onder andere benieuwd naar de verbinding tussen creatieve industrie en technologie en naar wat volgens Paul de uitdagingen zijn rondom de digitale stad.
1. Wil je jezelf even voorstellen?
Ik heb een beetje een dubbele pet op en dat is ook waarschijnlijk de reden dat Jasper me heeft aangedragen voor dit interview. Sinds ruim een jaar ben ik lid van het Topteam Creatieve Industrie en daar voer ik de Agenda Kennis en Innovatie uit. En dat maakt me, zoals ze dat noemen, het wetenschappelijk boegbeeld van de creatieve industrie. Wat betekent dat ik een aanjager ben en regie heb over de kennis- en innovatieagenda in die sector. Daarnaast ben ik hoogleraar industrieel ontwerpen aan de TU Delft en hou me vooral bezig met de impact van producten op onze beleving en gedrag.
2. Waarom heb je de creatieve industrie nodig bij de ontwikkeling van de digitale stad?
Nodig? Je kan niet zonder! Ik kan me niet voorstellen dat de ontwikkeling van een digitale stad kan zonder creatieve industrie. De creatieve industrie bestaat uit architecten, industrieel ontwerpers, creatieve professionals in allerlei domeinen die je nodig hebt om een slimme stad te ontwikkelen. Het ligt voor de hand en dat zie je bijvoorbeeld ook terug bij het AMS instituut waar digitalisering van de stad Amsterdam centraal staat.
Als je de ontwikkeling alleen zou overlaten aan mensen uit de digitale wereld (informatica en technologie), mis je een belangrijk component. Namelijk hoe de technologie ingrijpt in de samenleving en dagelijkse beleving van mensen. Die verbinding is cruciaal. Om de technologie te laten aarden in de samenleving en bij het individu, moet de technologie begrepen worden. Dat vereist een speciale afstemming. Concreet voorbeeld is de beveiligingscamera: de klassieke camera, een zware metalen kast, gaf geen gevoel van veiligheid maar intimideerde mensen. Je kreeg het gevoel in de gaten gehouden te worden en niet gewenst te zijn op een bepaalde locatie. Een aantal jaren geleden introduceerde de NS nieuwe camera’s, een soort kleine vogeltjes in de lucht. Deze beveiligen het gebouw/gebied én geven je als individu het gevoel dat je veilig bent. Dat vind ik belangrijk: hoe technologie in een stad wordt omarmd en zijn weg kan vinden.
Digitalisering, smart city gaat veel over data. Steden worden volgeplakt met sensoren, er is veel registratie mogelijk tot en met de meting van de beweging en hartslag bij mensen. We kunnen er heel ver in gaan. De vraag die volgens mij te weinig wordt gesteld is, wat willen we ermee, wat kunnen we met al die data en hoe zetten we die op een verstandige manier in bij nieuwe interventies en in steden? De creatieve industrie kan helpen om hierin beslissingen te nemen.
3. Waar liggen wat jou betreft de grootste uitdagingen?
We hebben het de hele tijd over smart cities, over digitale steden. Maar dat zegt me niet zo veel. Wat maakt een city smart? Leefbaarheid op de eerste plaats. Digitalisering dient de leefbaarheid te dienen. Leefbaarheid heeft betrekking op onderwijs, veiligheid, vervoer, transport, gezondheid; alles wat een stad fijn maakt of juist onaangenaam. De uitdaging is om de leefbaarheid te optimaliseren, gegeven het feit dat je met z’n allen op elkaar woont. Dit vraagt om het verbinden van individuele waarden en belangen (wensen, verwachtingen) met collectieve waarden, de belangen die we hebben als samenleving. Wat voor een individu prettig is of wenselijk kan voor een buurt of stad minder prettig zijn.
Hoe kunnen we middels informatisering en digitale technologie gedrag sturen zodat die twee belangen bij elkaar komen? Een mooi voorbeeld is de afteller bij een stoplicht. Mensen (fietsers, scooters) krijgen met de afteller meer informatie over wachttijd en passen hun gedrag aan. Ze stoppen vaker voor rood wat leidt tot minder chaos en ongelukken. Een simpele technologische interventie die impact heeft op het individu en de samenleving als geheel. Dit soort interventies maakt, in mijn ogen, een stad slim.
4. Zou jij liever in een “slim” huis wonen gebaseerd op de Internet of Things of liever in je huidige “domme” huis?
Liever in een huis dat écht slim is. Maar wat is slim: in mijn ogen is een slim huis niet een huis dat precies doet wat ik vraag, graag wil en mij op mijn wenken bedient. Een slim huis is een huis wat mij geeft wat goed voor mij is en ook voor mijn omgeving en de stad. Ik vind het wellicht aangenaam dat mijn huis altijd is voorverwarmd maar dat is uiteindelijk niet goed voor het milieu en de omgeving. Vergelijk het eens met een slimme goede ouder. Een slimme goede ouder geeft niet altijd wat een kind wil. Als je als ouder altijd een snoepje of iPad geeft als het kind erom vraagt ben je als ouder niet goed bezig, is de algemeen geldende norm. Een slim huis is als een verstandige ouder die je geeft wat goed voor je is, waardoor je je leven op en goede en verstandige manier leeft, terwijl je soms liever iets anders had gehad. Dit is mede een verantwoordelijkheid voor de ontwerper van nieuwe diensten en producten, wat geef ik wel en wat bied ik niet.
5. Aan wie wil je vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?
Carolien Gehrels – voormalig wethouder Economische Zaken en Cultuur in Amsterdam. Zij werkt nu bij Arcadis, voor wie zij, overal ter wereld, steden adviseert hoe deze leefbaar en aantrekkelijk te maken. Ik denk dat zij goed kan uitleggen hoe slimme steden de uiteenlopende belangen van bewoners, bestuurders en bedrijven weten te verenigen.
Je kunt niet meer reageren.