In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt Caroline Nevejan (universitair hoofddocent TU Delft) vijf vragen aan Jeroen Bartelse (directeur Raad voor Cultuur). Caroline is onder andere benieuwd naar de inzichten van Jeroen omtrent de effecten van digitalisering op cultuur in steden en of gemeenten hun digitale informatiehuishouding op orde hebben.
1. Wil je jezelf even voorstellen?
Jeroen Bartelse, directeur Raad voor Cultuur, het adviesorgaan voor de regering en het parlement op het gebied van kunst, cultuur en media. Ik kom uit de wetenschappelijke wereld; ben verbonden geweest aan verschillende universiteiten en de VSNU. En ik ben een aantal jaren directeur Kennis en Innovatie geweest bij de ministeries van EZ en OCW.
2. Wat is effect van digitalisering op de cultuur? Welke ontwikkelingen heb je waargenomen?
Digitalisering is voor cultuur, net als bij veel andere domeinen, een game changer. Het verandert de manier waarop kunst gemaakt, verspreidt en ervaren wordt. Met digitale toepassing wordt het maken eenvoudiger en dus laagdrempeliger. Verspreiding van kunst wordt ook makkelijker: via Youtube, vlogs en sociale media kun je eenvoudig je artistieke ideeën beschikbaar stellen aan een breed publiek. Toegang wordt daarmee belangrijker dan bezit. Vroeger kochten we cd’s, nu downloaden we muziek. Dit geldt ook voor boeken, films, tijdschriften en journalistiek werk. Ook de consumptie van audiovisueel materiaal verandert: het wordt tijd en plaats onafhankelijk. We kijken steeds vaker audiovisueel materiaal wanneer we dat willen en niet meer analoog en realtime. En tegenwoordig kan je ook de kunstschatten in musea haarscherp bekijken op je computer of orkestregistraties terugzien wanneer je maar wilt.
Veel veranderingen en nieuwe mogelijkheden, maar ook dit heeft een keerzijde. Ze halen traditionele verdienmodellen onderuit en dwingen ons te zoeken naar andere. Wat doe je met auteursrecht, hoe bescherm je eigendommen en waarvoor vraag je geld wanneer zoveel online vrij beschikbaar is? Dit zijn vraagstukken waar makers, producenten en distribueerders zich nu mee bezig houden. En ja, daar zie ik ook een rol weggelegd voor gemeenten en andere overheden. Met regelgeving kunnen auteursrechten beschermd worden, maar belangrijker nog is dat de overheid een handje helpt bij het zoeken en faciliteren van nieuwe verdienmodellen – de markt faalt hier vooralsnog.
3. Hoe gaat het met cultuur in de gemeente, nu de verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten na de decentralisaties veranderen?
Het cultuurbeleid is nog sterk centraal georganiseerd. Er is een culturele basisinfrastructuur met grote instellingen en festivals. En er zijn landelijke fondsen, zoals het Filmfonds en het Mondriaanfonds, die beurzen en subsidies beschikbaar stellen. Gemeenten hebben geen wettelijke verplichting om aan cultuurbeleid te doen. Toch zijn ze heel belangrijk om culturele voorzieningen in steden en dorpen op peil te houden. Denk aan bibliotheken, schouwburgen en podia, creatieve broedplaatsen, muziekscholen – allemaal gemeentelijke beleid. Cultuur is belangrijk voor een gemeente: voor z’n vestigingsklimaat, toerisme, sociale cohesie. Culturele voorzieningen zijn bepalend voor de identiteit en eigenheid van een stad. Een gemeente kan bij de keuze van culturele voorzieningen veel beter inspelen op de samenstelling en behoefte van zijn bevolking. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat we in het landelijke beleid meer rekening houden met de keuzen die lokaal worden gemaakt. Ik vind dan ook dat bij de verdeling van middelen beter gekeken moet worden naar plannen uit de regio. Als regionale keuzes een belangrijkere overweging worden in het landelijke beleid, dan kan er lokaal een discussie op gang komen over de betekenis van het culturele aanbod. En dat is een discussie die er echt toe doet.
4. Nu er zoveel digitaal gaat, hoe gaat het met de archieven? Hebben Nederlandse gemeenten hun huis op orde?
Enkele weken geleden heeft de Raad voor Cultuur hierover nog een advies uitgebracht: ‘Het puberbrein van de overheid’. Het gaat verder dan over archieven alleen, maar over de informatiehuishouding van de overheid. Die informatiehuishouding is sterk in beweging. Overheden raken verknoopt, informatie wordt steeds meer gedeeld tussen partners. En dan worden de risico’s op informatieverlies, onzorgvuldige of juist overcomplete archivering steeds groter. Daar wordt nog stelselmatig te weinig over nagedacht.
De overheid groeit – als een puberbrein. Niet alleen in volume, maar ook de verbindingen tussen de hersencellen nemen in hoog tempo toe en worden steeds verfijnder. De potentie is enorm, maar heeft een keerzijde. Hoe hou je het overzicht, hoe voorkom je ongelukken. En die ongelukken zien we om ons heen: van het bonnetje van Teeven, tot een meisje van 9 jaar dat al jarenlang belastingaanslagen krijgt. Een taai vraagstuk – en het begint met bewustwording. Om goed te functioneren is informatie net zo onmisbaar als geld.
5. Wie wil jij vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?
Ik wil wel een paar vragen stellen aanRon Minnée (directeur Hoger Onderwijs OCW). Hij heeft goed zicht op de invloed van digitalisering in de wereld waar ik een tijdje terug nog werkte: hoger onderwijs en wetenschap. De ontwikkeling van open online onderwijs, de zogenaamde MOOCS, is volgens mij stormachtig. Hoe ziet hij de toekomst daarvan? En wat is de invloed van dit type aanbod op de universiteiten en hogescholen?
Je kunt niet meer reageren.