Maak kennis met… Jasper Wesseling

In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt Arjan van Timmeren, wetenschappelijk directeur van het AMS Institute vijf vragen aan Jasper Wesseling (plv Directeur-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie bij het ministerie van EZ). Er zijn verschillende decentralisaties gaande vanuit het Rijk, er wordt steeds meer verantwoordelijkheid bij de steden neergelegd. Arjan is onder andere benieuwd naar hoe het Rijk haar verantwoordelijkheid pakt bij grote maatschappelijke vraagstukken of projecten die steden niet zelfstandig aankunnen.

1.Wil je jezelf even voorstellen?

Jasper Wesseling, ik ben plaatsvervangend DG Bedrijfsleven en Innovatie binnen het ministerie van Economische Zaken. Dit doe ik nu vijf jaar. Daarvoor heb ik me bijna 5 jaar beziggehouden met ruimtelijk economisch beleid. Ik heb toen dicht op de kracht van de steden gezeten. Ik zat toen echt bovenop de stedelijke ontwikkelingen, in alle hoeken van het land. Een noemenswaardig instituut is Wetsus in Leeuwarden, waar gewerkt wordt aan het opwekken van energie uit het spanningsverschil tussen zoet en zout water, met een proefopstelling op de afsluitdijk. Deze technologie is later bekroond tot nationaal icoon.

2. Hoe toont het Rijk lef en hoe maakt het keuzes om de urgenties binnen steden op te pakken met behulp van digitalisering?

In de afgelopen jaren is er een trend geweest van decentralisatie en door de economische crisis is er ook minder geld geweest vanuit het Rijk. Minder geld hoeft daarbij niet altijd slecht uit te pakken. Het dwingt het Rijk nog scherpere keuzes te maken. Hierdoor zoek je partners op die durf tonen, zelf willen investeren en de passie hebben om er voor te gaan. Dit levert zinvolle coalities op met regionale partijen, bedrijven en wetenschappers.

Het is vooral een andere manier van werken. Dat maakt het leuk en hier bereiken we veel mee. Ik heb collega’s die vaker het veld ingaan en verkennen wat er speelt en waar behoefte aan is. Daar waar de energie zit brengen zij de mensen van verschillende partijen samen om iets samen op te pakken. Dat levert de broodnodige innovatie op die nodig is om onze economische concurrentie positie te verstevigen en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken.

3. De energietransitie in de (sociale) woningbouw is een enorme opgave die de stad, maar ook de bouw niet zelf aan kan. Hoe zie jij vanuit je ruimtelijke en innovatie inzichten hoe de overheid hieraan een boost kan geven?

Dit is niet direct meteen mijn beleidsterrein. Vanuit mijn rol houd ik me wél bezig hoe we een fundament leggen voor een goede kennisbasis, de randvoorwaarden creëren en concrete publiek private samenwerkingen opzetten die zoveel mogelijke innovatieve oplossingen opleveren die toepasbaar zijn in de praktijk. Deze oplossingen zie je vervolgens op verschillende terreinen terug. Zo zijn we bijvoorbeeld met Helmond,Eindhoven en Maarten Steinbuch van de TU Eindhoven  bezig met autonomous technology en driving. Dat gaat leiden tot energiebesparing en met het delen van auto’s heb je bijvoorbeeld minder parkeerplaatsen nodig. Met de TU Delft zijn we bezig met een project om de warmte vrijkomend van auto’s om te zetten in bruikbare energie. Een ander voorbeeld is, dat we bezig zijn met mensen uit de hoek van luchtvaart- en materiaaltechnologie om te komen met nieuw compositiemateriaal dat in te zetten is in voertuigen. Dat materiaal is lichter van gewicht en daarmee energie-efficiënt.

Terug naar de woningbouw, het vindt nog niet plaats op stedelijk niveau, maar we zijn binnen de topsector high technology wel bezig met de vraag hoe de bouw intelligenter te maken, gebruik makend van bestaande technologie. Zo staat er in Amsterdam al een 3D geprint huis. We proberen de kracht van de high technology efficiënter te maken met nieuwe oplossingen. En we pakken we deze projecten zoveel mogelijk op in partnerschap met de steden.

4. Hoe ziet de terugtrekkende overheid, haar rol binnen de quadruple helixsamenwerkingen die ontstaan?

Ten eerste vind ik dat de overheid zich niet terug trekt. Ik steek dagelijks mijn neus buiten de deur. Als Rijk zijn wij er al enige tijd van doordrongen dat bij dit soort complexe uitdagingen samenwerking met de regio een belangrijk vereiste is. Daarom werken we juist meer in combinatie met de steden. De kracht van de stad is ongekend, dat blijkt ook uit de publicatie van het CPB Nederland 2040 waarin verschillende scenario’s van de toekomst worden beschreven. Steden zijn de driver van vernieuwing, van economische groei en de plaats waar we tot de oplossing voor maatschappelijke vraagstukken komen.

Voor de rol van de overheid binnen de quadruple (en triple helix ) samenwerking, bestaat geen blauwdruk. Soms is de rol van het bedrijfsleven groot, soms die van de overheid en soms staat de kracht van de onderzoeker centraal.  In elk geval staat vast dat niet de een belangrijker is dan de ander. We hebben elkaar alledrie nodig, en het gewicht verschuift per onderwerp, per vraagstuk en zelfs per fase binnen een project. Met de burger werken we minder direct samen, maar zij ondervinden zeker voordeel aan onze inspanningen. Als we ons niet zo bezig hadden gehouden met bijvoorbeeld satelliettechnologie, waren innovaties als de mobiele telefoons en de drones niet mogelijk geweest.

5. Aan wie zou jij vijf vragen willen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat zijn?

Het lijkt me leuk om Paul Hekkert, hoogleraar Vormtheorie en hoofd van de afdeling Industrial Design binnen de TU Delft te interviewen. Hij is tevens de Wetenschappelijke vertegenwoordiger in het Topteam Creatief Industrie. Hij is typisch iemand die niet alleen partijen met elkaar verbindt, maar ook verschillende onderwerpen met elkaar verbindt.

Je kunt niet meer reageren.