In deze “Maak kennis met” rubriek stelt de Digitale Steden Agenda 5 vragen aan dr. Caroline Nevejan (universitair hoofddocent TU Delft). De DSA werkt samen met Caroline rondom een nieuwe aanpak Sociale Veiligheid in de wijk. Wij zijn nieuwsgierig naar de persoon achter het onderzoek, wat haar drijfveren zijn en haar visie is op de invloed van technologie op haar werk en de samenleving.
1. Wil je jezelf even voorstellen?
Ik ben Caroline Nevejan en van huis uit sociale wetenschapper. Sinds de jaren 80 houd ik me bezig met de effecten van technologie op de maatschappij. Ik ben sterk betrokken geweest bij de transitie naar de digitale cultuur in Nederland.
Ik ben nu onderzoeker bij de TU Delft. “Hoe kun je vertrouwen ontwerpen?” was de onderzoeksvraag van mijn proefschrift. Ik richt me nog steeds op hoe we getuigen zijn van elkaar en hoe we vertrouwen tussen mensen en organisaties kunnen ontwerpen.
2. Je hebt onder andere de Waag Society mede opgericht en houdt je nu bezig met een nieuw onderzoek over sociale veiligheid. Kun je iets vertellen over je drijfveren rondom deze projecten en je onderzoeken?
Er heerst een enorme commerciële druk op het internet, daarmee ook op het publieke domein, het functioneren van de samenleving en het functioneren van het openbaar bestuur. Technologie kan het leven beter te maken, in verschillende domeinen kan een app een groot verschil maken bijvoorbeeld. Mensen om wie het gaat dragen daaraan bij. Je hebt goede ontwikkelaars nodig en goede ontwerpers. Daarom heb ik destijds samen met Marleen Stikker de Waag opgericht, waar nieuwe media-toepassingen worden ontwikkeld voor verschillende maatschappelijke domeinen.
3. Je houdt je al lagere tijd bezig met technologie en veranderingen die het teweeg brengt op cultuur. Wat valt je op?
Technologie heeft een geweldige potentie en maakt veel mogelijk. Maar het kan ook gevaarlijk zijn, en veel kapot maken. Als je geen privacy meer hebt in een samenleving, hoe zorg je dan dat vrijheid van meningsuiting kan blijven bestaan? Mensen moeten privacy hebben, ze moeten zich terug kunnen trekken en privé een mening kunnen vormen. Als er geen binnenruimte is, dan verandert ook de buitenruimte. Hoe ziet die er dan uit?
Wat is publiek domein dan nog als alles big en open data is? Als alle data op straat ligt, wat gebeurt er dan met de straat, en met de mensen?
Als je samen dingen maakt, ploeg je door dat soort vragen heen, op dat moment verken je keuzes, en vind je daar samen antwoorden op. Samenwerken is de sleutel.
Ook met het nieuwe onderzoek aanpak sociale veiligheid (ritmeonderzoek) hoop ik daarom nauw samen te kunnen werken met gemeenten. Er ligt enorm veel kennis bij gemeenten. Wetenschap is één manier om die kennis te ontsluiten. Samen dingen maken is een andere manier.
4. In je laatste onderzoek geef je aan dat dagelijkse ritmes zijn veranderd door de netwerksamenleving waarin we ons bevinden die 24/7 online is. Hoe beïnvloedt dit je werk als onderzoeker? En welke ontwikkelingen voorspel je hierin?
Ik kan nu makkelijker samenwerken met verschillende organisaties uit en vanuit verschillende locaties. Dat betekent niet dat je elkaar niet meer in het echt hoeft te zien, je moet nog steeds reizen, maar we zijn wel mobieler.
Nadeel: ik sta altijd aan! Ik ben altijd online. Eigenlijk werk ik 7 dagen in de week. Rust moet je voor jezelf regelen. Lege tijd is bijna verdwenen, die moet je bewust creëren en anders heb je die nooit.
Ik zie de noodzaak om zelf ritmes in te bouwen in je leven. Een dag bijvoorbeeld niet meer online zijn, wordt steeds belangrijker. Kinderen beginnen dat nu al steeds meer te leren niet altijd achter het scherm te zitten. Je ziet dat er nu al meer bewustzijn aan het ontstaan is, dat als er geen gemeenschappelijke ritmes meer zijn, dat we die zelf moeten creëren.
5. Waarom samen met de Digitale Steden Agenda?
Elke stad is veelal met zichzelf bezig en bevind zich in zijn eigen niche . Ze zien alleen wie ze zelf zien. Ze hebben simpelweg ook te weinig tijd om andere terreinen te exploreren, en netwerken te maken. De DSA helpt daarbij. Jullie onderhouden het netwerk en hebben mijn nieuwe onderzoek onder de aandacht gebracht bij belangrijke samenwerkingspartners, de gemeenten. Die bemiddeling en het netwerk onderhouden is zowel fijn voor mij als voor de gemeenten. Ook ik kom daar niet aan toe.
6. Aan wie zou jij 5 vragen willen stellen en waarom? Welke vragen zouden dat zijn?
Jeroen Bartelse, hij is algemeen secretaris van de Raad voor Cultuur. Daarvoor werkte hij als directeur Kennis en Innovatie bij de ministeries van OCW en EZ. Hij kan je wat vertellen over hoe het staat met de cultuur in gemeenten. Wat het effect van de digitalisering en decentralisaties is op de cultuur bij gemeenten en in hoeverre gemeenten hun informatiehuishouding op orde hebben.
Je kunt niet meer reageren.