Arnold Smeulders

Maak kennis met… Arnold Smeulders

In deze ‘’ rubriek stelt Ger Baron (CTO gemeente Amsterdam) vijf vragen aan Arnold Smeulders (Directeur COMMIT en Hoogleraar aan de UvA). Ger is onder andere benieuwd waarom de Nederlandse wetenschappers wereldwijd tot de top behoren en hoe het komt COMMIT het zo goed doet op gebied van valorisatie, in tegenstelling tot de rest van Nederland.

1. Wil je jezelf even voorstellen?

Arnold Smeulders hoogleraar in de digitale beeldherkenning en directeur van COMMIT, het publiek-private onderzoeksprogramma in Nederland voor ICT-onderzoek. In COMMIT werken 10 wetenschappelijke partijen en 60 bedrijven samen. In het laatste jaar zijn er nog 40 bijgekomen, van groot tot klein, maar allemaal wel op een of andere manier high-tech of data-intensief.

2. Nederlandse wetenschappers behoren wereldwijd tot de top, waarom is dat?

De Nederlandse en Amsterdamse ICT wetenschap behoort tot de top. Als instituut staan we bijvoorbeeld in de top 50 wereldwijd en door de fusie met het VU instituut zullen we verder stijgen. Nederlanders zijn hoog opgeleid, denken buiten kaders, zijn georganiseerd, en internationaal georiënteerd: precies waar het in de wetenschap allemaal om gaat.

Maar de vraag is of dat het er meest toe doet in dit verband. Belangrijker in dit verband is: wat doe je ermee? De Amsterdamse ICT-wetenschap is behalve theoretisch goed onderlegd ook heel praktisch gericht op de toekomst. We genereren florerende high-tech spin-offs in bijvoorbeeld de analyse van beeld, media, databases, programmatuur en security. We maken open source systemen met vele downloads en daarnaast leveren we hoog opgeleide internationale mensen aan de high-tech data en informatietechnologie van de regio.

3. Veel gehoorde kritiek is dat valorisatie in Nederland beter kan en COMMIT wordt vaak gezien als voorbeeld hoe het wel kan: Wat doen jullie goed (en andere dus minder goed)?

Dat valorisatie beter kan is vooral een klacht van het verleden. In Nederland is er weinig geld voor onderzoek, veel minder dan in de ons omringende landen, met name uit bedrijven. Dus 10 jaar geleden moesten bij wetenschap en bij bedrijven ernstig de luiken open. Weg met de klachten over elkaar.

Die cultuur kwam omdat men aan beide zijden dacht dat wetenschap en handel strikt gescheiden moesten zijn (onze calvinistische wortels) en dat de wetenschapper in dienst kan staan van de koopman, of de handel in dienst van de wetenschap. Geen van de twee is waar. De afstand van de maatschappij tot de techniek en omgekeerd kan nog steeds kleiner zoals in de Angel-Saksische landen, waar men gepast trots is op de eigen technologie en die meteen omzet in een eigen economische drive. In Nederland kunnen we een voorbeeld zijn met onze maatschappelijke denkkracht en onze bereidheid nieuwe dingen te proberen. Samen kunnen we er meer van maken.

4. Zijn er voorbeelden over andere plaatsen in de wereld waar we van kunnen leren? Welke en waarom?

In deze tijd doen we er als maatschappij verstandig aan de datatechnologie zelf dichterbij te halen. Het is de komende eeuw de grondstof van de maatschappij. Dat moeten we niet halen uit andere plaatsen maar bij onszelf.

5. Wie wil jij vijf vragen stellen en waarom? Welke vragen zouden dat dan zijn?

Yvonne Zonderop (journalist en bestuurder). Een van de Europese sterktes is dat we in Europa veel verder nadenken over de digitale maatschappij. Dat doen we omdat we iets te verliezen hebben. De vrije jongens zien vragen over welke datacombinaties wel en welke niet wellicht als gezeur, maar ze bieden ook mogelijkheden tot economische en maatschappelijk kapitaal. Zij denkt hier heel goed over na.

Je kunt niet meer reageren.