Maak kennis met… Arjan van Timmeren

In deze ‘Maak kennis met’ rubriek stelt Paul Rullmann, voorzitter van bestuur bij SURF, vijf vragen aan Arjan van Timmeren, wetenschappelijk directeur van het AMS Institute. Paul vindt het een buitengewoon innovatief initiatief, dat zich reeds oriënteert op wat de toekomst ons aan problemen en uitdagingen gaat brengen. Paul is onder andere nieuwsgierig naar hoe het AMS Institute werkt en wat voor de onderzoekers de grote uitdagingen zijn bij het signaleren en oplossen van stedelijke vraagstukken.

1. Wil je jezelf even voorstellen?

Ik ben Arjan van Timmeren, wetenschappelijk directeur bij het AMS Institute. AMS is het acroniem voor Advanced Metropolitan Solutions. Geïnitieerd door drie academische instituten: Wageningen University and Research, TU Delft en het MIT in Boston, Verenigde Staten. Het AMS Institute gebruikt in haar onderzoeksprojecten en onderwijs de stad Amsterdam als een living lab rondom een breed scala van onderwerpen, zoals water, mobiliteit, energie en data in algemene zin. We zijn geland in Amsterdam, maar we zijn er niet alleen voor Amsterdam, ons werk moet uiteindelijk ook bijdragen aan de uitdagingen van andere grote steden wereldwijd (metropolen).

Ik vergelijk de positie van het AMS met de analogie van de ‘hink stap sprong’: In de hink wordt fundamentele wetenschap bedreven en kennis ontwikkeld. Dat gebeurt nog steeds bij onze ‘moederinstituten’ in Boston, Delft en Wageningen en wat betreft de ‘research & development’ bij onze publieke en private partners. Wij vormen feitelijk een nieuwe tussenstap: ‘de stap’ in de ‘hink stap sprong’ analogie: als living lab die een reële onderzoeksomgeving biedt om onderzoek en daaruit voortkomende oplossingen eerst met gebruikers en betrokken publieke en private partners in de praktijk te toetsen. Daarmee wordt ‘de sprong’ kansrijker, en vaak ook sneller mogelijk. Met een hink en sprong kom je iets vooruit, maar met een stap in het midden kom je pas echt ver.

Daarnaast ben ik hoogleraar Environment Technology & Design op de TU Delft en heb ik een eigen adviesbureau Atelier 2T gespecialiseerd in duurzame gebiedsontwikkeling en milieutechnologieën.

2. Wat zie je als grote uitdagingen voor het AMS Institute bij het signaleren en oplossen van stedelijke vraagstukken?

Ik zal een aantal uitdagingen benoemen. Een kanttekening daarbij is dat we niet denken in problemen, maar in potenties. Een eerste uitdaging is om niet in een “techno fix” te belanden. Met techniek alleen los je niet alles op, je moet hierin sociale aspecten meenemen. De stad is zogenoemd een ‘dubbel complex’ systeem: enerzijds de complexiteit van de systemen, bijvoorbeeld mobliteit, energie of (afval)watersystemen, anderzijds de complexiteit van de gebruikers die niet altijd volgens het boekje handelen. Het AMS Institute probeert niet in een van de twee te blijven hangen, maar haar onderzoeksprojecten altijd op deze dubbele complexiteit te bouwen.

Een tweede uitdaging is om de kansen vanuit de ICT, wat een belangrijke drager is van ons instituut, niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief te benaderen. Het gaat niet alleen over efficiëntie, maar bijvoorbeeld ook over leefbaarheid, duurzaamheid en comfort. Techniek is een belangrijke stap, maar zoals Julio Ortega y Gasset stelt: “to be an engineer, it’s not enough to be an engineer”.

Een laatste uitdaging die ik wil benoemen vindt plaats in het publieke domein. We moeten de strijd aan om de publieke ruimte veilig te stellen voor zojuist benoemde kwalitatieve doelen. In Nederland hebben we nog een publieke ruimte waar we trots op kunnen zijn, en als het ware echt ‘van ons’ is. In veel andere metropolen, zoals Sao Paulo, Mumbai of Lagos is die verzorgde publieke ruimte verdwenen dan wel geprivatiseerd. De digitalisering zorgt ervoor dat de stad efficiënter wordt, en dat er in feite ruimte vrij gespeeld wordt, bijvoorbeeld door concepten als ‘car sharing’. De vrijgekomen ruimte kun je invullen voor verdere groei, voor bijvoorbeeld nieuwbouw, verkeersruimte of terrasjes. Maar we moeten voorkomen dat we als een kip zonder kop de fijne ruimte die we nog delen in Nederland, gaan invullen voor verdere groei, en daarmee de druk op de leefbaarheid van de stad alleen maar uitstellen. Of dat de ruimtes voor eenieder minder toegankelijk of minder kwalitatief worden, als in “gated communities” of niet langer verzorgde publieke ruimte. Hoe om te gaan met de vrijkomende fysieke ruimte als gevolg van de efficiëntie slag voortkomend uit oplossingen gestoeld op o.a. de nieuwe digitale technieken, daar moeten we een duidelijker visie voor bedenken, beleid op maken. Vooral omdat juist die ruimte van essentieel belang wordt (of is) voor aspecten als klimaatadaptatie en de meerwaarde van meer groen en meer ruimte voor leefbaarheid en microklimaat.

Overigens proberen wij niet alleen problemen op te lossen en volgend te zijn, maar juist helpen vooruit te denken en daarmee vooruitstrevend de agenda te zetten voor de steden voor de komende decennia.

3. Het gaat in dit interview om de Digitale Steden Agenda: Hoe kan digitalisering van de stad bijdragen aan het werk van AMS?

Wij houden we ons volledig bezig met de cross-over tussen de digitale stad en de professionele stedelijke professionals en ingenieurs. In feite voeren we de digitale agenda voor de steden mee uit, en zit het in onze DNA. Bij onderwerpen als ‘big data’, sensing, en Real Time feedback loops, bij elk onderzoeksproject en in onderwijs maken we bewust gebruik van de kansen die ICT ons biedt binnen de complexe wereld die Stad heet.

4. Hoe kan de stad en hoe kunnen andere partijen in meer algemene zin jullie helpen om de toekomstige problemen van de grote stad te voorkomen?

Toekomstige problemen zijn interessant, het zijn zoals gezegd ook potenties voor verandering in de positieve zin (klimaat adaptatie, duurzaamheid, etc.). Problemen waarmee de stad Amsterdam te maken heeft zijn voor ons vanzelfsprekend relevant en die krijgen we dan ook teruggekoppeld via de CTO van de stad en de diverse afdelingen. Daar schakelen we dan direct op via de enorme ‘body of knowledge’ die de onderzoekers van de drie universiteiten vormt. We houden ons daarbij ook steeds meer bezig met de toekomst, en opereren dus niet als een adviesbureau om de huidige uitdagingen op te lossen. We denken verder en dat doen we vanuit ons model van de zogenaamde ‘quadruple helix’ : vanuit academia, publieke instanties (stad, en andere overheden), de private sector, maar ook met de stedelingen. We benaderen de stad integraal altijd als integraal team, waarin wij als AMS Institute trachten de objectieve partij te vormen. Significante veranderingen in dubbel complexe stedelijke context kun je naar mijn mening alleen bewerkstelligen als je het samen doet in integrale teams, met alle actoren en een participatieve benadering. De stad kan dus helpen door te participeren! Niet alleen door mee te denken, maar ook door het uitwerken van oplossingen en het realiseren en testen ervan.

5. Aan wie wil je vijf vragen stellen en waarom? En welke vragen zouden dat dan zijn?

Ik geef het stokje graag door aan Jasper Wesseling, directeur-generaal ‘Bedrijfsleven en Innovatie’ bij het ministerie van Economische Zaken. Daarvoor is hij onder andere directeur ‘Ruimtelijk Economisch Beleid’ geweest. Dat is een interessante combinatie, het raakt aan de digitalisering. Op rijksniveau is veel decentralisatie gaande, veel wordt bij de steden neergelegd. Ik vind echter dat er tegelijkertijd ook wel wat meer lef getoond mag worden. Ik ben benieuwd naar zijn inzichten, over hoe het Rijk haar verantwoordelijkheid daarin ook kan pakken en lef kan tonen bij grote maatschappelijke vraagstukken of projecten die steden niet zelfstandig aankunnen. Daarnaast vraag ik me af hoe het Rijk haar rol ziet binnen de quadruple helix samenwerkingsverbanden die ontstaan.

Je kunt niet meer reageren.